Petroleum geschiedenis

Petroleum ontleent zijn naam aan het Latijnse "petrae oleum", wat steenolie betekent. Het ontstaat in de diepten van de aarde en is het resultaat van de langzame transformatie over enkele tientallen miljoenen jaren van planten- en dierenmicro-organismen die op de bodem van de zee zijn afgezet en aan hoge drukken en temperaturen zijn blootgesteld. De aardolie baant zich een weg tussen de rotsen in de richting van de oppervlakte van de aarde. Als tijdens zijn weg naar boven de petroleum een ondoordringbare laag ontmoet, wordt hij opgesloten en hoopt hij zich op in grote hoeveelheden.

Olie in de geschiedenis
Olie wordt al eeuwenlang voor verschillende toepassingen gebruikt. Al in de steentijd gebruikten jagers het viskeuze bitumen dat aan de oppervlakte verschijnt om de punten van hun pijlen te lijmen. Later zal het ook dienen om scheepsrompen waterdicht te maken en zo walvisolie te vervangen en tezelfdertijd de walvissenpopulatie te redden. De Babyloniërs asfalteerden hun belangrijke wegen met bitumen. In het oude Egypte werd het, gemengd met andere stoffen, gebruikt voor mummificatie. De Romeinen hebben het talloze geneeskundige deugden verleend en gebruikten het als smeer voor de wielen van de renwagens en voor het verwarmen van het water van de thermen.

In de 19e eeuw wordt het gedistilleerd om olie voor de verlichting te verkrijgen en in grote hoeveelheden te produceren. De olielamp wordt geboren. Maar om deze markt te ontwikkelen, wordt het belangrijk om ondergrondse olie aan de bron te vinden. In 1858 maakte Edward L. Drake een eerste boring in Pennsylvania in de Verenigde Staten, wat het begin luidt van de olie-exploitatie. Verbeterde boortechnieken maken het mogelijk om olie productiever te produceren en het te produceren in betere omstandigheden van herstel en veiligheid. Aan het einde van de 19e eeuw luidt de elektrische lamp het verval van de olielamp in, maar een andere toepassing zal petroleum een ongelooflijke nieuwe afzetmarkt bieden: de auto. De eerste benzineauto ziet het licht in 1884. De periode 1920-1970 wordt gekenmerkt door een reeks ontdekkingen van olievelden, vooral in het Midden-Oosten. Tegelijkertijd ontwikkelen zich olie-gerelateerde afzetmarkten: brandstoffen (benzine, diesel, zware stookolie) voor transport, de aardolie-industrie (petrochemicaliën), derivaten (plastics, rubber, enz).        

Meeteenheid
De eenheid die wordt gebruikt voor het kwantificeren van olievolumes is het vat ‘barril’ in het Engels). Een vat is gelijk aan 42 gallons, of bijna 159 liter. De eenheid ‘ vat’ is geen wettelijke eenheid: het is gebruikt sinds het begin van zijn gebruik in de Verenigde Staten in de negentiende eeuw omdat de olie werd opgeslagen en vervoerd in houten vaten (vaak voor whisky) van 159 liter.