Dreigt België de trein van innovatieve decarbonisatietechnologieën te missen ?

In een maatschappij die meer en meer polariseert, is samenwerking tussen verschillende domeinen die elkaar nodig hebben en moeten aanvullen fundamenteel. Zo vergeet men vaak dat de term duurzaamheid verwijst naar een evenwicht tussen drie even essentiële pijlers: economie, sociaal en ecologie. Ze moeten elkaar aanvullen. Zo wordt het ook alsmaar duidelijker dat een efficiënte en betaalbare energietransitie enkel kan slagen met een solide, innovatieve en competitieve industrie. Een sociaal en ecologisch paradijs kan niet gebouwd worden op een economisch kerkhof.

Signalen vanuit de industrie zijn niet hoopgevend. Grootschalige decarbonisatieprojecten worden on hold gezet of zelfs gestopt. Eerste Minister Bart De Wever verklaarde onlangs dat de industrie de sokkel vormt waarop onze welvaart rust. Europa en ons land hebben met de Green Deal een duidelijke ambitie voor het klimaat richting 2050 met tussentijdse doelstellingen tot 2030 die soms incoherent zijn. Echter, daartegenover staat geen duidelijk lange termijn industrieel beleid. De Clean Industrial Deal heeft heel wat intenties maar weinig acties. Beiden moeten evenwel hand in hand gaan en een krachtig industrieel beleid dat achterwege blijft, zal de energietransitie enkel vertragen en bemoeilijken. 

België, als klein land met een zeer open economie omringd door economische grootmachten zoals Frankrijk en Duitsland, heeft niet de financiële slagkracht om de transitie van haar industrie te ondersteunen. Het ontwikkelen van de nodige basisinfrastructuur voor duurzame technologieën (bv versterking van het elektriciteitsnetwerk, afgevangen CO2, biomassa, koolstofarme waterstof en chemische recyclage) met een kleiner relatief stuk van de Europese inkomsten (ETS, CBAM), wordt een uitdaging. Het is essentieel om een level playing field te creëren om ons land de nodige capaciteit te geven om niet uit de boot te vallen en om competitief te blijven. Om te investeren is er vooral vertrouwen nodig. Vertrouwen in een stabiel en stimulerend beleidskader waarin de ondernemingen opereren en terug wensen te investeren met initiële de-risking hulp (bv Contracts for Difference). 

Er is toch nog positief nieuws. De VUB toont in haar studie ‘DEEPIN’ aan dat het koolstofvrij maken van onze industrie überhaupt mogelijk is en dat de belangrijkste technologieën al beschikbaar zijn zoals CO2 opvang- en opslag (CCS) en het efficiënt gebruik van circulaire materialen. Echter, de tijd dringt en er zullen dringend politieke keuzes moeten worden gemaakt om te investeren in de nodige infrastructuur teneinde de trein van noodzakelijke decarbonisatie technologieën niet te missen. Keuzes die door technologie neutraliteit worden geïnspireerd.

Onze sector, die ongeveer 50% van het finale energieverbruik in ons land vertegenwoordigt, is strategisch en dient als dusdanig erkent te worden. De hele waardeketen van raffinaderijen over stockagebedrijven naar de distributie van koolstofarme en hernieuwbare brandstoffen voor het transport en de verwarming alsook hernieuwbare en gerecycleerde grondstoffen voor de petrochemie kunnen voor strategische autonomie zorgen. De Belgische raffinaderijen kunnen vandaag en in de toekomst een sleutelrol spelen voor moleculen energie, complementair aan elektronen, en petrochemische grondstoffen met onder andere waterstof, bio- en synthetische brandstoffen productie, co-processing en CCS. Mijn oproep naar de beleidsmakers is dan ook duidelijk: “Geef ons een stimulerend beleidskader en ondersteuning om het transitietraject alle kansen te geven”.

Het bereiken van klimaatneutraliteit van de Europese Unie in 2050 vereist een gecoördineerde industriële strategie die de concurrentiekracht beschermt, investeringen stimuleert, industriële transformatie bevordert en het energiedrieluik van duurzaamheid, betaalbaarheid en bevoorradingszekerheid omarmt. Heel veel verwachtingen maar oh zo noodzakelijk voor een solide industrie in de energietransitie.

Wim De Wulf
Secretaris-generaal ENERGIA